Dick van Wilgenburg was cantor-organist van de Grote Kerk te Enschede. Ook als stadsbeiaardier genoot hij bekendheid en waardering. Stil en onopvallend, maar vooral met grote inzet heeft Van Wilgenburg de muziek op veel fronten gediend.
De op 12 augustus 1964 overleden Van Wilgenburg werd op 21 juli 1906 in Laren (N.H.) geboren en bezocht daar de muziekschool. In de zondagsschoolklas speelde hij harmonium. In de rij van leermeesters komen klinkende namen voor: J.G. Groothengel, Jan Nieland, Cornelis de Wolf en J.F. Rootlieb. In 1927 behaalde hij het staatsdiploma piano en een jaar later slaagde hij voor het examen van de Nederlandse Organisten Vereniging. Algemeen werd hij tot de beste organisten van de jongere generatie beschouwd. |
Als organist was Van Wilgenburg verbonden aan kerken in zijn geboortestreek: de Gereformeerde Kerk te Laren (al op 14-jarige leeftijd aangesteld), de Lutherse Kerk te Hilversum en de Nederlands Hervormde Kerk te Baarn. Per 1 mei 1935 werd hij organist van de Wester- of St. Gomaruskerk te Enkhuizen.
Sinds 1890 is de organist van de Westerkerk ook beiaardier van twee Hemonybeiaarden: de Dromedaris en de Zuidertoren. Van Wilgenburg trof een ideale werksituatie aan voor het beiaardspel. Als gevolg van de in 1937 voltooide restauratie van de beiaard van de Zuidertoren (wijziging in het z.g.Mechelsesysteem en uitbreiding van het aantal klokken) was een fraaie concertbeiaard tot stand gekomen.
Het duurde niet lang of zijn beiaarspel trok van heinde en ver de aandacht. Zo behaalde hij in 1939 de eerste prijs op het concours in Bergen op Zoom. De componist Gerard Boedijn was zo enthousiast over zijn spel, dat hij speciaal voor hem enige beiaardstukken schreef. En dan te bedenken dat Van Wilgenburg als beiaardier een autodidact was. Pas in de jaren 1961/62 ging Van Wilgenburg naar Mechelen om zijn spel te verfijnen.
Niet alleen in muzikale, maar ook in technische zin had Van Wilgenburg veel aandacht voor de beiaard. Zo bracht hij in de jaren 1940-1942 een eigen vinding op het klavier aan. Hierdoor was het mogelijk een fijner en gebondener spel te realiseren. Ook ontwierp hij een zogenaamde sourdino-trede, waarmee klanknuances meer kunnen worden verfijnd. Op deze vindingen werden octrooien aangevraagd.
In de Enkhuizer tijd was hij als dirigent verbonden aan het Toonkunstkoor, de Christelijke Oratiumvereniging "Stem en Snaren", het Hervormd Kerkkoor en het plaatselijk symphonieorkest "Crescendo". Omstreeks deze tijd verdiepte hij zich in de zogenaamde exermanomethode, die werd ontwikkeld door de cellist Guillaume Hesse (1898-1968). Niet alleen het mentale oefenproces en de juiste geestelijke instelling van de musicus komen hierin aan de orde, ook stelde Hesse oefeningen samen, die moeten leiden tot een zinvolle en bewuste beheersing der spieren. Hiervoor werd een hulpinstrument ontworpen, de zogenaamde "exermano".
Dick van Wilgenburg is 39 jaar als hij na de bevrijding in de Grote Kerk in Enschede op de orgelbank plaats neemt. In deze kerk krijgt hij de beschikking over een monumentaal drie klaviers orgel met mechanische tractuur van Lambertus Van Dam (1982), het grootste instrument dat ooit de werkplaats van deze orgelmakersfamilie verliet. Zijn kerkconcerten in de Grote Kerk waren hoogtepunten in de geschiedenis van de na-oorlogse orgelkunst in Twente. Als koorleider is hij verbonden aan het kerkkoor "Toonkunst". Aan het Twents Muzieklyceum (nu ArtEZ Conservatorium) wordt hij orgeldocent.
Minder rooskleurig was de situatie met betrekking tot de beiaard van de stadstoren van de Grote Kerk. Op tien klokken na was het spel door de Duitsers gevorderd... In 1950 komt de nieuwe stadsbeiaard van 48 klokken gereed en kan Van Wilgenburg eindelijk met zijn bespelingen beginnen. Kort voor zijn overlijden volgt de benoeming tot beiaardier van de Technische Hogeschool (nu Universiteit Twente). Op deze beiaard heeft hij geen concerten meer kunnen geven.
Van Wilgenburg heeft vele composities geschreven. Tijdens het kerkconcert op zondag 5 februari 1961 speelde hij zijn eigen koraal: "Hoe heerlijk blinkt de morgenster" en in 1962 verschenen bij Harmonia te Hilversum zijn 81 Koraalvoorspelen voor psalmen en gezangen uit de Ned., Herv. en Ev. Luth. bundel, die unaniem een goede ontvangst kregen. Ze danken hun ontstaan aan de radiozangdiensten van de NCRV ("Zondagavondzang"), waaraan Van Wilgenburg in de jaren 1960 en 1961 meewerkte. Voor de beiaard schreef hij nog bewerkingen van Valeriusliederen en van Nederlandse volksliederen.
Bron: H.C.J. Wullink, Organist Van Wilgenburg stierf kwart eeuw geleden
Sinds 1890 is de organist van de Westerkerk ook beiaardier van twee Hemonybeiaarden: de Dromedaris en de Zuidertoren. Van Wilgenburg trof een ideale werksituatie aan voor het beiaardspel. Als gevolg van de in 1937 voltooide restauratie van de beiaard van de Zuidertoren (wijziging in het z.g.Mechelsesysteem en uitbreiding van het aantal klokken) was een fraaie concertbeiaard tot stand gekomen.
Het duurde niet lang of zijn beiaarspel trok van heinde en ver de aandacht. Zo behaalde hij in 1939 de eerste prijs op het concours in Bergen op Zoom. De componist Gerard Boedijn was zo enthousiast over zijn spel, dat hij speciaal voor hem enige beiaardstukken schreef. En dan te bedenken dat Van Wilgenburg als beiaardier een autodidact was. Pas in de jaren 1961/62 ging Van Wilgenburg naar Mechelen om zijn spel te verfijnen.
Niet alleen in muzikale, maar ook in technische zin had Van Wilgenburg veel aandacht voor de beiaard. Zo bracht hij in de jaren 1940-1942 een eigen vinding op het klavier aan. Hierdoor was het mogelijk een fijner en gebondener spel te realiseren. Ook ontwierp hij een zogenaamde sourdino-trede, waarmee klanknuances meer kunnen worden verfijnd. Op deze vindingen werden octrooien aangevraagd.
In de Enkhuizer tijd was hij als dirigent verbonden aan het Toonkunstkoor, de Christelijke Oratiumvereniging "Stem en Snaren", het Hervormd Kerkkoor en het plaatselijk symphonieorkest "Crescendo". Omstreeks deze tijd verdiepte hij zich in de zogenaamde exermanomethode, die werd ontwikkeld door de cellist Guillaume Hesse (1898-1968). Niet alleen het mentale oefenproces en de juiste geestelijke instelling van de musicus komen hierin aan de orde, ook stelde Hesse oefeningen samen, die moeten leiden tot een zinvolle en bewuste beheersing der spieren. Hiervoor werd een hulpinstrument ontworpen, de zogenaamde "exermano".
Dick van Wilgenburg is 39 jaar als hij na de bevrijding in de Grote Kerk in Enschede op de orgelbank plaats neemt. In deze kerk krijgt hij de beschikking over een monumentaal drie klaviers orgel met mechanische tractuur van Lambertus Van Dam (1982), het grootste instrument dat ooit de werkplaats van deze orgelmakersfamilie verliet. Zijn kerkconcerten in de Grote Kerk waren hoogtepunten in de geschiedenis van de na-oorlogse orgelkunst in Twente. Als koorleider is hij verbonden aan het kerkkoor "Toonkunst". Aan het Twents Muzieklyceum (nu ArtEZ Conservatorium) wordt hij orgeldocent.
Minder rooskleurig was de situatie met betrekking tot de beiaard van de stadstoren van de Grote Kerk. Op tien klokken na was het spel door de Duitsers gevorderd... In 1950 komt de nieuwe stadsbeiaard van 48 klokken gereed en kan Van Wilgenburg eindelijk met zijn bespelingen beginnen. Kort voor zijn overlijden volgt de benoeming tot beiaardier van de Technische Hogeschool (nu Universiteit Twente). Op deze beiaard heeft hij geen concerten meer kunnen geven.
Van Wilgenburg heeft vele composities geschreven. Tijdens het kerkconcert op zondag 5 februari 1961 speelde hij zijn eigen koraal: "Hoe heerlijk blinkt de morgenster" en in 1962 verschenen bij Harmonia te Hilversum zijn 81 Koraalvoorspelen voor psalmen en gezangen uit de Ned., Herv. en Ev. Luth. bundel, die unaniem een goede ontvangst kregen. Ze danken hun ontstaan aan de radiozangdiensten van de NCRV ("Zondagavondzang"), waaraan Van Wilgenburg in de jaren 1960 en 1961 meewerkte. Voor de beiaard schreef hij nog bewerkingen van Valeriusliederen en van Nederlandse volksliederen.
Bron: H.C.J. Wullink, Organist Van Wilgenburg stierf kwart eeuw geleden